In de afgelopen eeuw heeft het CBF een bijzondere evolutie doorgemaakt. Het begon allemaal in de eerste helft van de vorige eeuw. Het was een tijd waarin de wereld van geven en goeddoen er nog heel anders uitzag. Er bestond nog geen sociale zekerheidssysteem. Arbeiders hadden geen rechten, de lonen waren laag en de werkloosheid groot.
Kerken en particuliere gevers richtten hun liefdadigheid dan ook vooral op de armenzorg. Het geld werd ingezameld via collectes. Weliswaar moesten die sinds de invoering van de Armenwet van 1854 aan een aantal voorschriften voldoen, maar overheidstoestemming was daarvoor niet nodig. Er ontstond dan ook een ware wildgroei aan inzamelingen. En lang niet altijd waren de bedoelingen zuiver. Om meer grip te krijgen op de collectes nam de Vereniging van Secretarissen van de Armenraden in 1925 het initiatief tot de oprichting van het Centraal Archief en Inlichtingenbureau inzake Maatschappelijk Hulpbetoon voor Nederland, de voorloper van het CBF.
1925: het Centraal Archief gaat van start
Dankzij een donatie van de Fundatie Van den Santheuvel, Sobbe, Met M.C.d.H. Fonds en Stichting Hulp Na Onderzoek kon het Centraal Archief op 25 mei 1925 officieel van start. De eerste directeur was Johannes Everts, een van de drijvende krachten in de Amsterdamse Armenraad. De piepjonge organisatie betrok een kantoor in de Vondelstraat in Amsterdam. In de stichtingsakte werd de missie van de nieuwe organisatie als volgt geformuleerd:
"Het tegengaan van misbruiken bij geldinzamelingen, steunaanvragen en dergelijke, uitgaande van onbetrouwbare of niet-steunwaardige personen of instellingen en het bevorderen van den arbeid van bonafide instellingen, zulks in het bijzonder door het verschaffen van betrouwbare gegevens omtrent de steunaanvragers.”
In praktijk kwam het werk van het Centraal Archief erop neer dat onderzoek werd verricht wanneer er signalen waren dat het met een inzameling niet goed zat. Vervolgens werden de bevindingen gerapporteerd aan de politie of de gemeente in kwestie. Het was daarna aan de autoriteiten om al dan niet actie te ondernemen.
Naoorlogse jaren: verandering in de lucht
Tijdens de Tweede Wereldoorlog beval de Duitse bezetter dat alle charitatieve organisaties hun inzamelingen moesten staken. Alleen voor de Stichting Winterhulp, een pro-Duitse organisatie die rechtstreeks aan rijkscommissaris Seyss-Inquart rapporteerde, mocht nog langs de deuren gaan om geld in te zamelen.
Na de Tweede Wereldoorlog kon de wederopbouw beginnen. Er werd dan ook volop gecollecteerd. Wel begonnen de noden te verschuiven. Dankzij het optuigen van het sociale zekerheidssysteem door de kabinetten Drees, werd de armenzorg steeds meer een overheidstaak. Charitatieve organisaties richtten zich op rampen – rond de watersnoodramp in Zeeland, in 1953, werd bijvoorbeeld nationaal veel geld ingezameld – en op nieuwe aandachtsgebieden als gezondheidszorg, internationale hulp, milieu, mensenrechten en dierenleed.
De collectes werden in de naoorlogse jaren steeds strikter gereguleerd. De commissie Collecteplan werd ingesteld, mede op initiatief van het Centraal Archief, en dit nieuwe gezelschap maakte een collecterooster dat aan de gemeenten werd voorgelegd. Ook de methoden van inzamelen begonnen te veranderen. Zo deed in 1962 met het Open het Dorp de nationale televisieactie zijn intrede. Presentatrice Mies Bouwman werd er in één klap een icoon door.
Jaren 80: een nieuwe naam en een nieuw keurmerk
In de jaren tachtig sloten de laatste gemeenten zich bij het Centraal Archief aan. Daarna begon een ware transformatie. In 1989 kwamen er nieuwe statuten en een nieuwe naam. Het Centraal Archief en Inlichtingenbureau inzake Maatschappelijk Hulpbetoon voor Nederland heette voortaan Stichting Centraal Bureau Fondsenwerving.
Waar het CBF eerst nog op de gemeenten en overheidssubsidies leende, begon het in de jaren negentig aan iets nieuws. Het CBF-keurmerk werd geïntroduceerd. Het Astma Fonds had in 1996 de primeur: de organisatie kreeg het allereerste keurmerk. In totaal werden er 12 keurmerken verstrekt. Het aantal keurmerkhouders groeide snel. Enkele jaren later werd alweer het 100ste keurmerk toegekend, aan Stichting War Child.
2016: CBF Keur wordt CBF-Erkenning
Een lastige periode brak aan in het laatste decennium van de eerste eeuw van het bestaan van het CBF. Zat de organisatie nog goed op koers? Moest er iets veranderen? Na een woelige periode van zelfonderzoek en bezinning werd een nieuwe formule gevonden. In 2016 werd de Raad voor de Erkenningsregeling opgezet en een nieuwe Erkenningsregeling voor goede doelen geformuleerd. De bestaande keurmerkhouders gingen automatisch over naar het nieuwe stelsel.
Het CBF Keur werd daarmee de CBF-Erkenning. Maar er veranderde meer. Nieuw was dat in de nieuwe Erkenningsregeling drie partijen gestalte gaven aan de zelfregulering van de goede doelen sector: (1)brancheorganisatie Goede Doelen Nederland (GDN), (2)de onafhankelijke normsteller die de criteria vaststelt waaraan goede doelen moeten voldoen en (3)het CBF, de onafhankelijke ontwikkelgerichte toezichthouder. In 2022 kreeg het CBF bovendien een nieuwe naam – CBF, Toezicht op goeddoen – en een nieuw logo. De metamorfose was compleet.
Onafhankelijke bruggenbouwer
In 2025 bestaat het CBF 100 jaar. De organisatie is nog altijd vitaal en de zelfreguleringsformule van de sector blijkt aan te slaan. Ondertussen zijn al meer dan 700 goede doelen Erkend. Begin 2025 werd een nieuwe Erkenning voor donatieplatforms geïntroduceerd en de normen voor de reguliere Erkenning worden regelmatig aangepast. Al met al is in de eerste eeuw van haar bestaan dus veel veranderd.
Maar het belangrijkste is hetzelfde gebleven: het CBF, Toezicht op goeddoen blijft de onafhankelijke bruggenbouwer die helpt het vertrouwen tussen goede doelen en gevers te borgen, met het doel om de wereld een stukje beter te maken. Dat zal het CBF ook de komende eeuw met verve en toewijding blijven doen.
Foto: J. Everts omstreeks 1930 - N.V. Ver. Fotobureaux Amsterdam