Nieuws

State of the Sector: Harmienke Kloeze blikt terug

Op donderdag 15 juni liet het CBF samen met de Radboud Universiteit Nijmegen het State of the Sector-rapport en de Goede Doelen Index te water, in de Westerliefde te Amsterdam. De flamboyante dagvoorzitter Splinter Chabot praatte de middag aan elkaar en na de presentatie van de onderzoekers ging een viertal panelleden stevig in discussie. CBF-directeur Harmienke Kloeze kijkt terug. “Er wordt veel bereikt en bijgedragen, dat zien we in ons toezicht en dat wordt nu ook bevestigd in het rapport.”

Om bij het begin te beginnen, waarom zijn het State of the Sector-rapport en de nieuwe Goede Doelen Index eigenlijk nodig? Waarom doet het CBF dit?

“Daar hebben we meer dan één reden voor. De inzichten die we krijgen met behulp van onze data kunnen we delen met de sector. Als we weten welke trends er zijn kunnen we daar in de sector met zijn allen op bijsturen. Dat is waardevol. De inzichten uit het rapport kunnen we als onafhankelijke toezichthouder ook delen als bijdrage aan discussies over thema’s die over de sector gaan en die bijvoorbeeld in de politiek spelen. Tenslotte draagt het rapport ook bij aan transparantie van de sector. Het stimuleren daarvan is bij uitstek een taak die bij ons als toezichthouder hoort.

De conclusie van State of the Sector en de Goede Doelen Index is dat de goededoelensector een grote bijdrage levert aan de samenleving, en bovendien veerkrachtig en financieel gezond is. Dat zeggen we niet met de natte vinger, maar met enige autoriteit. Want samen met de Radboud Universiteit hebben we een degelijk, wetenschappelijk onderbouwd verhaal neergelegd.”

Een vertegenwoordiger van het Ministerie van J&V gaf tijdens de presentatie aan blij te zijn met het onderzoek.

“Als coördinerend ministerie voor Filantropie kan J&V feitelijke informatie over de bijdrage van de sector aan de samenleving in Nederland en daarbuiten goed gebruiken. In politiek Den Haag worden soms maatregelen genomen die de ruimte voor de sector inperken. Nu kunnen wij en ook J&V met feiten in de hand zeggen: de sector doet het behoorlijk goed, geef de sector ruimte.”

Wat zegt u tegen criticasters die vinden dat de index en het rapport niets zeggen over impact?
“Ik snap de behoefte om impact mee te willen nemen. Naar dat ideaal streeft het CBF ook. Het is niet voor niets dat wij samen met Goede Doelen Nederland en een aantal goede doelen de Impact Challenge hebben geïnitieerd. We zijn op zoek naar een gezamenlijke taal wat betreft impact. Maar die gemeenschappelijke taal is er nog niet. Het gaat nog steeds over appels en peren. Als de lancering van de Goede Doelen Index en de discussie die daardoor wordt gestimuleerd, bijdraagt aan een snellere komst van die gemeenschappelijke impact-taal dan ben ik heel blij.
Dat wil niet zeggen dat we tot die tijd niets kunnen zeggen over de maatschappelijke bijdrage van de sector. Wat wij samen met de Radboud Universiteit doen is binnen de beperkingen onderzoek doen en vragen beantwoorden waar we het antwoord wél op hebben. Daar kan de sector haar voordeel mee doen, omdat ze ervan kan leren en omdat het de beeldvorming van de sector als geheel ten goede komt.”

Welke antwoorden geeft het rapport?
“De onderzoekers hebben de data van 641 goede doelen over een periode van vijf jaar geanalyseerd. Daar is bijvoorbeeld uitgekomen dat de sector zich na de COVID-19-periode, in 2021, alweer had hersteld. Het is niet alles goud wat er blinkt: de gezondheidsfondsen hadden het in 2020 moeilijk en niet alle vrijwilligers zijn teruggekeerd. Positief is dat het met de financiële gezondheid goed gesteld is. De maatschappelijke bijdrage – die is opgebouwd uit de economische, ideële, en sociale waarde – van de sector zit ook weer in de lift. Bovendien blijkt de sector behoorlijk efficiënt te zijn. Volgens de onderzoekers ging gemiddeld 87% van de inkomsten van de goede doelen naar doelbestedingen en kostte elke euro die werd opgehaald 7 cent. Goede scores die we met gepaste trots mogen uitdragen.”

Er werd tijdens de State of the Sector-presentatie flink gediscussieerd door het panel. Wat neemt u uit deze discussie mee naar de volgende editie?
“Met name de feedback over de wens om impact toe te voegen nemen we mee. We blijven het gesprek met de goede doelen aanjagen, om te kijken of we tot een eenduidige taal over impact kunnen komen. Ondertussen zijn er tal van aspecten waarvan we wel kunnen zeggen wat de sector bijdraagt. We zijn nog niet bij het gedroomde ideaal, maar laten we onszelf als sector vooral niet te kort doen: er wordt veel bereikt en bijgedragen, en dat mogen we best zeggen.”

De donateur kijkt behoorlijk kritisch naar de goededoelensector. Bent u zich dat bewust?
“Daar ben ik mij terdege van bewust. Die geluiden moeten we serieus nemen. Maar niet altijd wordt die kritiek gestaafd met feiten. De index kan een rol spelen in het ombuigen van die sentimenten. Wat wij met het rapport en de index doen, is laten zien hoe belangrijk het werk van de sector als geheel is, dat we met zijn allen best efficiënt te werk gaan, dat het met de financiële gezondheid van de sector goed gesteld is, en dat de doelbestedingen er ook gezond uitzien. Het is goed dat, bijvoorbeeld, de potentiële donateur dat weet, en zich niet laat afschrikken door negatieve percepties gebaseerd op incidentele mediaberichten. In een tijd waarin het geefgedrag verandert is het belangrijk om oude en nieuwe gevers aan de borst te drukken. Laten we dus trots zijn op wat we met zijn allen doen, niet bang zijn en voor dat verhaal gaan staan. Het is mooi dat dat ook in de paneldiscussie naar voren kwam.” 

Is dit een eenmalig onderzoek of mogen we meer verwachten van de index en het State of the Sector-rapport?
“We zijn van plan om vanaf nu ieder jaar met een nieuwe State of the Sector te komen en ook ieder jaar de Goede Doelen Index te bepalen. We komen dus zeker met een vervolg. De feedback die we hebben gekregen, nemen we daarbij mee. ”

Lees hier het State of the Sector-rapport.