De Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) heeft enkele wijzigingen doorgevoerd in onder meer de richtlijnen RJ 650 en RJk C2. Deze aanpassingen verbeteren de structuur van het bestuursverslag, verduidelijken de reikwijdte van de Richtlijnen en andere regelgeving, en geven meer duidelijkheid over de verwerking van bijdragen van verstrekkers anders dan de overheid. Wat houden deze wijzigingen precies in? En hoe kunnen organisaties zich hierop voorbereiden?
1. Herindeling informatie in het bestuursverslag
Een van de wijzigingen is de herindeling van de voorgeschreven informatie in het bestuursverslag voor fondsenwervende organisaties. Deze aanpassingen zorgen ervoor dat de structuur van RJ 650 en RJk C2 beter aansluit op de algemene bepalingen van het bestuursverslag in hoofdstuk 400 van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving.
Nieuwe indeling van onderwerpen in RJ 650
De volgende wijzigingen worden doorgevoerd:

In de nieuwe indeling wordt expliciet aandacht besteed aan cultuur en gedrag (soft controls). Daarnaast is de bepaling over doelrealisatie uit de CBF-Erkenningsregeling overgenomen en zijn enkele bepalingen toegevoegd die door maatschappelijke ontwikkelingen steeds relevanter zijn geworden. Verder is het onderwerp communicatie met belanghebbenden ondergebracht bij organisatiestructuur en governance, en is het beleid inzake risicobeheer en financiële instrumenten als een afzonderlijk punt opgenomen.
Nieuwe opbouw van RJk C2
De volgende wijzigingen zijn doorgevoerd:

Hiermee sluit de herindeling van de voorgeschreven informatie in het bestuursverslag aan bij RJ 650. Naast een uitgebreidere toelichting op doelrealisatie is er tevens meer aandacht voor de vereiste informatie over de maatschappelijke aspecten van ondernemen.
2. Uitgebreidere informatievereisten voor doelrealisatie
De aanpassingen zorgen voor extra verduidelijking rondom doelrealisatie. Fondsenwervende organisaties moeten niet alleen hun hoofddoel en doelgroep benoemen, maar ook inzicht geven in:
Lopende programma’s en projecten die worden uitgevoerd om het hoofddoel te bereiken.
Gerealiseerde en niet-gerealiseerde doelstellingen, inclusief een evaluatie van de effecten en in hoeverre deze bijdragen aan de doelstelling.
De consequenties van evaluaties voor het meerjarenbeleidsplan.
Dit betekent dat organisaties niet langer kunnen volstaan met een algemene toelichting, maar concreter moeten rapporteren over de effectiviteit en voortgang van hun initiatieven.
3. Verduidelijking van de reikwijdte van richtlijnen
Een andere belangrijke wijziging betreft de reikwijdte van de richtlijnen. Dit houdt in dat:
Andere hoofdstukken van de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving en de bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW (Burgerlijk Wetboek) eveneens van toepassing zijn op alle fondsenwervende organisaties.
Bepalingen inzake wettelijke reserves formeel niet van toepassing zijn, maar de vorming van dergelijke reserves in bepaalde gevallen alsnog nodig kan zijn.
Het grensbedrag voor de categorie-indeling van fondsenwervende organisaties is verhoogd van €500.000 naar €1 miljoen aan totale baten. Hiermee wordt aangesloten op de nieuwe categorie-indeling van de CBF-Erkenningsregeling.
Voor met name kleinere fondsenwervende organisaties kan dit betekenen dat zij moeten nagaan of zij nog binnen hun huidige categorie vallen of dat zij mogelijk onder een andere regelgeving gaan vallen.
4. Nieuwe richtlijnen voor de verwerking van baten
De verwerking van bijdragen die door de verstrekker niet formeel als subsidie zijn verstrekt, maar wel het karakter of de vorm van een subsidie hebben, is verduidelijkt. Hiervoor gelden de volgende indicatoren:
Er is een bestedings- en terugbetalingsverplichting.
De bijdrage is afhankelijk van bepaalde voorwaarden.
Er geldt een rapportage- en verantwoordingsverplichting.
De omvang van de bijdrage is gebaseerd op een kostenbegroting.
De verstrekker ondersteunt hiermee een eigen beleidsdoelstelling.
De bijdrage is specifiek aangevraagd; het initiatief ligt bij de ontvanger.
Hoewel de indicatoren in volgorde van belangrijkheid zijn opgenomen, is geen enkele indicator op zichzelf doorslaggevend. De organisatie bepaalt op basis van deze indicatoren en de specifieke feiten en omstandigheden of de bijdrage als subsidie wordt geclassificeerd.
Indien een bijdrage als subsidie wordt aangemerkt, moet de bate worden verantwoord in de staat van baten en lasten in de verslagperiode waarin ook de bijbehorende besteding plaatsvindt, conform het matchingprincipe.
Wat betekenen deze wijzigingen in de praktijk?
De wijzigingen vragen van organisaties om:
Meer aandacht besteden aan soft controls, zoals cultuur en gedrag binnen de organisatie.
Uitgebreider rapporteren over doelrealisatie, inclusief de evaluatie van behaalde en niet-behaalde doelstellingen.
Het matchingprincipe toepassen bij bijdragen die niet afkomstig zijn van de overheid, indien deze voldoen aan de vastgestelde criteria.
Deze aanscherpingen zorgen ervoor dat jaarverslagen een beter inzicht geven in de prestaties, risico’s en impact van organisaties. Dit draagt bij aan meer transparantie, vertrouwen en een sterkere verantwoordingsplicht binnen de sector.
De wijzigingen in RJ 650 en RJk C2 per 1 januari 2025 vormen een belangrijke stap naar een verbeterde standaard voor de jaarverslaggeving van fondsenwervende organisaties. Hoewel deze aanpassingen extra inspanningen vragen, helpen ze de sector verder te professionaliseren en transparanter te werken.
Voor organisaties is het daarom essentieel om tijdig aan de slag te gaan met deze nieuwe richtlijnen, zodat zij bij de volgende verslagperiode goed voorbereid zijn.
Vragen over hoe je jouw bestuursverslag optimaal kunt aanpassen? Neem contact op met het CBF voor advies en ondersteuning via 020-4170003 of erkenning@cbf.nl